De Opstand
(168 – 166 voor Chr.)
De koning neemt geen halve maatregelen. Er volgen strenge wetten. De heilige wetsrollen worden in stukken gescheurd; Joden die de Wet bestuderen worden ter dood gebracht. Moeders met hun pas-besneden kinderen van de muren gegooid. Het houden van erediensten wordt verboden. Vele Joden ontvluchten Jeruzalem en houden zich schuil in rotsen, holen en spelonken. Wie de Griekse goden niet wil vereren wordt bedreigd met de dood.
Zware vervolging
In het apocriefe “Tweede boek der Makkabeeën” kun je een indruk krijgen van de wrede martelingen die werden uitgevoerd. Een 90 jaar oude Schriftgeleerde, Eleazar, wordt gedwongen om varkensvlees te eten. Als hij weigert, geven ze hem nog een kans om zijn leven te redden. Hij zal gewoon ‘rein’ vlees krijgen, maar tegen het volk zullen ze zeggen dat Eleazar varkensvlees heeft gegeten.
► Eleazar wil geen varkensvlees eten
Maar dit weigert hij ook: hij wil geen slecht voorbeeld geven. Moeten de jonge mensen dan soms denken: is Eleazar ook al overgegaan tot het heidendom? Hij is vastbesloten. En zo wordt hij gemarteld en ter dood gebracht. Misschien bedoelde Paulus in Hebr. 11:35 deze geschiedenis, toen hij schreef: “… de aangeboden verlossing niet aannemende, opdat zij een betere opstanding verkrijgen zouden”.
Ontwijding van de tempel
In het jaar 167 wordt de tempel geplunderd, en het heiligdom van God wordt ingewijd als een heidense tempel. Aan een beeld van de god Jupiter Olympus (Zeus) worden varkens geofferd. Het morgen- en avond¬offer mag niet meer worden gebracht. Voorlopig zijn de anti-godsdienstwetten vooral te merken in Jeruzalem; nóg meer Joden vluchten naar het platteland. Maar ook daar zullen de koninklijke wetten moeten worden uitgevoerd...
Het lijkt nu gedaan met het Jodendom. Overal is de ontsteltenis groot. De oude priester Mattatias in het dorpje Modin roept uit: “Zie eens hoe ons heiligdom, ons pronkjuweel, onze roem, verlaten ligt; de volken hebben het ontwijd – waartoe leven we nog?” Dat zijn niet alleen maar woorden van wanhoop, want spoedig zal blijken tot welke daad deze tot het uiterste getergde grijsaard in staat is!
Het sein voor de opstand
Ongeveer een jaar later komen de Syriërs ook in Modin, het dorp van priester Mattatias. Op het dorpsplein staat een altaar waarop de priester een varken moet offeren. De oude man is vastbesloten; daar denkt hij niet over: “Wij geven geen gehoor aan het bevel van de koning! We mogen niet afwijken van wat onze godsdienst ons gebiedt.” Er heerst een gespannen stilte op het plein. Dan komt een andere dorpeling naar voren, die wél bereid is om het offer te brengen.