Misjna - Toelichting bij de Wet


We lezen in de boeken van Mozes hoe de Heere Zijn geboden aan Israël heeft gegeven. In later tijd was de vraag bij de Joden: hoe moet je deze nu precies opvatten? Bijvoorbeeld: op de sabbat waren bepaalde dingen verboden, zoals hout sprokkelen, een vuur aansteken, ploegen of de oogst binnenhalen. Maar moest je ook op de sabbat stukken uit de Thora (de Wet) lezen of gebeden opzeggen? En moest je alles wat in de Thora staat echt letterlijk nemen? We lezen in Ex. 21:24: “oog om oog, tand om tand”. Maar als je nu iemand verwond hebt, zodat hij een tand moet missen, moet dan ook je eigen tand eruit geslagen worden? Dat vonden de rabbijnen te ver gaan. De bedoeling is natuurlijk, zeiden ze, dat je de waarde van zo’n tand in geld uitkeert.

   "Inzetting der ouden"   

En zo waren er heel veel gevallen waarin de Joodse geleerden moesten beslissen. Want, vonden ze, de Thora was niet duidelijk genoeg. Uit het Nieuwe Testament weten we dat ook de Schriftgeleerden zich daarmee bezig hielden. Dat heet daar: “de inzetting der ouden”. Daarmee wordt bedoeld: allerlei regels die mondeling van vader op zoon, en ook door de rabbijnen werden overgeleverd. Al deze regels samen worden de Misjna (= ‘herhaling’) genoemd.


► Orthodoxe Joden lezend in de Misjna

De Schriftgeleerden zeiden bijvoorbeeld: Het is goed dat je wat over hebt voor de tempeldienst. Je kon iets offeren of een gave aanbieden. Maar als je nu zelf arm was en óók arme ouders had? Als je dan wat aan de tempel gaf, hield je niet genoeg over je ouders te kunnen onderhouden. Dat was dan domme pech. Die moesten dan maar zien rond te komen! Maar volgens de Schriftgeleerden had je je dan wel netjes aan de Wet gehouden! Maar Jezus moest van die 'regeltjes' niets hebben. Hij keurde die manier van doen af (zie Matt. 15:5). Hij wilde als het ware zeggen: "Dat kan toch niet de bedoeling van de Wet zijn!" Er waren ook bepalingen voor het huwelijk, zoals: hoe een echtscheiding moet worden afgehandeld. Of rondom het afleggen van een eed.

   Regels voor de sabbat   

Sommige regels komen lachwekkend over. Schrijven was toegestaan op de sabbat, maar niet meer dan twee letters. Een knoop leggen? Ja, maar alleen als je dat met één hand kon. Een luis doden mocht, maar een vlo niet. Want dat beestje is veel sneller en dus achter een vlo aanhollen beschouwde men als ‘jacht’. Een dokter ontbieden op de sabbat? Dat mocht alleen bij ernstig levensgevaar. Anders maar wachten tot de volgende dag. Dat zei ook de overste van de synagoge in Luk. 13:14. En zo waren er nog veel andere wetjes en weetjes, die door Jezus “geboden van mensen” werden genoemd (Matt. 15:9).

Daarbij kwam dat ook niet iedere Joodse rabbijn er gelijk over dacht. Sommigen zeiden zelfs dat een man zijn vrouw mocht wegsturen als zij het eten had laten aanbranden. Anderen vonden dat veel te ver gaan. Veel discussie dus. Maar zolang de Joden die regels nog aan elkaar konden doorgeven was er niet zoveel aan de hand.

   De Misjna vastgelegd   

Maar… in het jaar 70 viel Jeruzalem en werd de tempel verwoest. Veel Joden werden weggevoerd. En in het jaar 132 brak de grote opstand uit van Bar Kochba. Die werd drie jaar later door de Romeinen de kop ingedrukt. Het gevolg was dat er van het Jodendom in Israël niet veel meer overbleef. Velen waren uitgeweken naar andere landen. Joodse geleerden en studenten waren verdwenen. Men begreep: nu wordt het lastiger om de regels van de Wet aan elkaar door te vertellen. Daarom besloot men om de Misjna op schrift te stellen. Dat is uiteindelijk rond het jaar 200 gebeurd door Rabbi Jehoeda. Ongeveer 120 Joodse geleerden hadden er jarenlang aan gewerkt.

   Nóg niet genoeg...   

De Misjna heeft meer dan vijfhonderd hoofdstukken over allerlei zaken van het dagelijks leven. Zoals: wat zijn de regels voor de offers, voor de feestdagen, voor huwelijk en echtscheiding, voor de akkerbouw en de rechtspraak.
Toch hadden de Joden hieraan weer niet genoeg. Er werden allerlei aanvullingen en commentaren bij de Misjna geschreven. Het resultaat daarvan was een geweldig groot boekwerk, een soort encyclopedie, waar streng godsdienstige Joden steeds maar weer in studeren. Dat geschrift heet: de Talmoed. Daarover lees je in het volgende gedeelte.