Kameel

Kameel


Een typisch dier voor het Midden-Oosten. Het meest bekend om zijn één of twee bulten. En natuurlijk omdat hij zo goed bestand is tegen een heet en droog klimaat.

   Schip der woestijn   

De kameel (of: kemel) die we in de Bijbel aantreffen is de zogeheten dromedaris, die slechts één bult op de rug heeft. Die bult is een soort opslagplaats voor vet. Als het dier weinig te eten krijgt, zie je ook dat die bult steeds maar kleiner wordt. Ook is de dromedaris goed bestand tegen droogte. In zijn maag bevinden zich enkele ‘blazen’, waarin water bewaard kan worden. Zijn lippen zijn zo dik (ze lijken wel op leer), dat hij de meest harde en taaie planten, en zelfs dorens kan plukken. Hij is ook echt geschikt voor een leven in de woestijn: bij een zandstorm sluit hij gewoon met bepaalde spieren zijn neusgaten af. Hij heet niet voor niets: het schip der woestijn; sommige mensen zijn zelfs ‘zeeziek’ geworden op de rug van een kameel.

   Een taai dier   

De kameel beschikt over een groot uithoudingsvermogen. Men zegt dat een kameel wel drie dagen achtereen kan blijven draven! Van kamelenhuiden maakte men wel zakken en schoenen. En van kamelenhaar kon men kleren en tapijten maken. Denk aan Johannes de Doper, die een kemelsharen ‘mantel’ droeg.

Kamelen komen we in de Bijbel al heel vroeg tegen. In Egypte waren ze al lang vóór Abraham bekend. Maar in het Midden-Oosten lijken ze nog toen nog niet een veel gebruikt vervoermiddel te zijn geweest. In de woestijn konden kamelen een goede dienst bewijzen. In Gen. 24 wordt verteld hoe Abrahams knecht een vrouw voor Izak gaat zoeken. In dat hoofdstuk lezen we wel 18 keer van kamelen! Overigens: een kameel was een onrein dier; het vlees mocht dus niet gegeten worden. Maar ze waren wát handig als er grote afstanden moesten worden afgelegd - zoals ook in Abrahams tijd gebeurde.

Vooral in de buurlanden van Israël werden kamelen gehouden. Van de Midianieten, die door Gideon waren verslagen, lezen we dat hun kamelen ontelbaar waren (Richt. 7:12). Ook in het leger werden dus kamelen gebruikt, zeker later door de koningen van Perzië (Kores en Ahasveros).

   Een groot geschenk   

Kamelen werden ook als lastdieren gebruikt; elk dier kon wel 200 kilogram of zelfs meer dragen. In 2 Kon. 8:9 staat dat Elisa van koning Benhadad een geschenk krijgt dat op 40 kamelen moet worden geladen. Wat moet dat wel niet zijn geweest?!

In het Nieuwe Testament lees je maar een paar keer over een kameel. Jezus sprak over dit dier toen Hij zei, dat het gemakkelijker is dat een kameel gaat door het oog van een naald, dan dat een rijke het Koninkrijk van God binnen zal gaan. Hiermee wilde Hij zeggen dat de aardse schatten ons van de Heere kunnen afhouden. Een waarschuwing voor ons allen.