De zonen van Herodes (1)


Eindelijk zijn de Joden van de gehate tiran, koning Herodes, verlost. Hij heeft in zijn testament geschreven dat zijn koninkrijk moet verdeeld worden onder zijn zoons. De oudste die nog over is, Archelaüs, is een jongeman van zo'n 19 jaar. Want Herodes heeft zijn andere zonen omgebracht… Deze Archelaüs krijgt het grootste deel van het gebied waarover zijn vader koning was. Ook Judea hoort daarbij.

   Ruzie tussen broers   

Aan het begin van de regering van Archelaüs is er al meteen een opstand van de Joden: bij het Paasfeest vallen drieduizend slachtoffers. Een koude douche voor de Joden! Ze voelen wel: deze man is geen haar beter dan zijn vader.

Antipas, een jongere zoon van Herodes, zal ook over een gedeelte mogen regeren. Maar de zoons zijn het daar niet zo mee eens; ze willen allebei graag koning worden. Weet je wat? Ze gaan naar Rome om met Augustus te overleggen.


► Archelaüs voor keizer Augustus in Rome

Die wil echter niet afwijken van het besluit van Herodes. De keizer beslist: Archelaüs wordt ‘onderkoning’ over Judea, Samaria en Iduméa. Zijn broer Antipas is teleurgesteld. Archelaüs zelf had overigens op meer gehoopt: dat hij óók, net als zijn vader Herodes, de titel van 'koning' mag dragen. Dat gaat dus niet door...

   Oproer   

Maar óók gaat een groep van 50 vooraanstaande Joden naar Rome. Ze zeggen tegen Augustus: Wij willen die Archelaüs niet als koning. Zijn vader heeft ons al zoveel ellende bezorgd, en deze hoeven we ook niet! Maak van Judea maar een Romeinse provincie, met een stadhouder. Maar het protest is tevergeefs: Augustus houdt het liever zoals het is. Als Archelaüs terug is in Judea laat hij de mensen die hem niet als koning wilden streng straffen. Ook is er, terwijl Archelaüs in Rome was, een flink oproer uitgebroken tijdens het Pinksterfeest. Daar weet hij wel raad mee; er worden weer doodvonnissen uitgesproken. Ongeveer tweeduizend Joden worden gekruisigd. Een vreselijke tijd voor het Judese volk!

   In de Bijbel   

De naam Archelaüs vinden we maar één keer in de Bijbel, namelijk in Matth. 2:22. We lezen daar dat Jozef, Maria en het kind Jezus (nadat ze Egypte verlaten hebben) uitwijken naar Galilea, omdat ze bang zijn voor Archelaüs. Nu snap je zeker wel waarom… Maar Archelaüs komt ook nog op een andere plaats voor, hoewel dáár zijn naam niet wordt genoemd. In Lukas 19 vertelt Jezus een gelijkenis, waarin deze verzen zijn te lezen:
12. Een zeker welgeboren man (= Archelaüs) reisde in een vergelegen land (= Italië, Rome), om voor zichzelven een koninkrijk te ontvangen, en dan weder te keren. 14. En zijn burgers (= de Joden) haatten hem, en zonden hem gezanten na, zeggende: Wij willen niet dat deze over ons koning zij. 27. Doch deze mijn vijanden, die niet hebben gewild dat ik over hen koning zou zijn, brengt ze hier en slaat ze voor mij dood.
De toehoorders van Jezus hebben vast wel begrepen dat dit over Archelaüs ging – een gebeurtenis van zo'n dertig jaar eerder zullen ze zich nog goed hebben herinnerd…

Het is duidelijk: men is in Judea die Archelaüs liever kwijt dan rijk. Een wrede tiran, die een luxe leventje leidt en zijn volk zware belastingen oplegt. Hij bemoeit zich ook met de hogepriesters, die hij gewoon afzet als hij daar zin in heeft.

   Verbannen naar Gallië    

Negen jaren gaan voorbij. De Joden beleven zoveel narigheid met deze man, dat ze opnieuw gezanten naar de keizer sturen om zich over het gedrag van hun vorst te beklagen. Nu hebben ze meer succes. Augustus snapt ook wel dat het zo niet langer gaat. Archelaüs wordt afgezet en verbannen naar Gallië (tegenwoordig Frankrijk).
We zijn in het jaar 6 na Chr. Maar nu is het ook helemaal uit. Het gebied van Archelaüs wordt bij het Romeinse rijk getrokken. Voortaan regeert er een stadhouder over Judea en Samaria. En dat zal nog wel even zo blijven. Zeker 35 jaar...