De tempel van Salomo
David wordt koning van Israël. Hij kiest Jeruzalem als de nieuwe hoofdstad. Jeruzalem heet dan ook ‘de stad van David’. Koning David versterkt de stad met muren en breidt de stad enorm uit. Hij laat ook de tabernakel, het huis van God, met de Ark naar Jeruzalem komen. Tot zijn verdriet mag hij van de Heere geen tempel bouwen. Wel koopt koning David later een dorsvloer van de Jebusiet Arauna op de berg Moria om er een altaar op te richten.
Abraham en Izak
Je kent de geschiedenis van Abraham, die God gehoorzaamt en zijn zoon Izak moet offeren. Als ze samen de berg Moria oplopen om een altaar te bouwen, vraagt Izak waar het offerdier is. Abraham moet dan vertellen dat de Heere gezegd heeft, dat hij zijn enige zoon Izak moet offeren.
De eerste tempel
De tempel van Salomo wordt tweemaal zo groot als de tabernakel, waarvoor hij in de plaats komt. En net als de tabernakel is ook de tempel verdeeld in twee ruimtes: het Heilige en het Heilige der heiligen.
Bij de ingang van de tempel staan twee koperen pilaren, die allebei ongeveer vijf ellen (ca. 9 meter) hoog zijn. De rechterpilaar heeft de naam Jachin, de andere heet Boaz.
De muren worden van zuiver kalksteen gebouwd. De vloeren worden van dennenhout gemaakt. De binnenkant van de muren wordt afgewerkt met het beste cederhout uit Libanon. Daarna worden alle binnenmuren overtrokken met goud. In het heilige staan tien gouden kandelaren, de gouden tafel der toonbroden en een gouden reukofferaltaar. Het moet allemaal nog groter en prachtiger worden dan in de tabernakel. Wat moet al dat goud gefonkeld hebben in het licht van de kandelaren!
► De koningin van Scheba voor de tempel (Schilderij S.de Bray - 1657)
Tussen het Heilige en het Heilige der heiligen is een dubbele houten
deur. Achter deze deuren hangt een gordijn van fijn geweven
hemelsblauwe, purperen en karmozijnrode stoffen, versierd met prachtige
cherubs (engelenfiguren).
In het Heilige der heiligen laat koning Salomo de gouden Ark des Verbonds met het verzoendeksel plaatsen. De Ark is het enige voorwerp dat is overgebleven uit de tabernakel. In de ark liggen nog steeds de twee stenen tafelen van de Wet. Maar de kruik met manna en de staf van Aäron zijn verdwenen. Dat lees je in 1 Kon. 8:9.
Grote bloei
De tempel van Salomo heeft twee voorhoven. In het binnenste voorhof, het ‘voorhof der priesters’, doen de priesters hun werk. Hier staan tien wasvaten en een enorm koperen wasvat. Het koperen wasvat (ook wel genoemd: de koperen zee) wordt gedragen door twaalf grote koperen ossen. Drie ossen 'kijken' naar het noorden, drie naar het oosten, drie naar het zuiden en drie naar het westen. De offers worden door de priesters gebracht op een enorm groot koperen brandofferaltaar. Dit altaar is wel negen meter lang, negen meter breed en vier en een halve meter hoog. Het buitenste voorhof, het ‘bovenste voorhof’, is een enorm groot tempelplein waar het volk samenkomt.
Onder koning Salomo maakt Jeruzalem haar grootste bloei door. Jeruzalem, de stad van God. Maar wat is er van de dienst van de HEERE terecht gekomen? Koning Salomo zelf houdt zich al bezig met de afgoden. In de tempel wordt aan de afgoden geofferd. Dat blijkt uit de geschiedenis van koning Josia, waarvan je leest in 2 Kon. 23:4. Er zijn maar enkele Godvrezende koningen in Juda geweest, maar ook het volk luistert niet naar de waarschuwingen van de HEERE door de profeten.
In de Bijbel
Een van de koningen van Juda is Uzzia. Hij heeft een geweldig leger. En veel succes in de oorlog tegen de vijanden; hij brengt ook allerlei versterkingen aan in de stad Jeruzalem. Hij voelt zich net zo machtig als de andere koningen. Dat lees je allemaal in 2 Kron. 26. En dan gebeurt, wat je zo vaak meemaakt: het succes stijgt hem naar het hoofd. Want, denkt Uzzia, waarom kan ik de offerdienst niet op me nemen? Andere koningen doen dat toch ook? Hij gaat de tempel binnen om te offeren op het reukaltaar. Dat stond in het Heilige van de tempel, bij de voorhang. De hogepriester schrikt geweldig als hij merkt dat de koning de heilige plaats heeft betreden. Dat is alleen de priesters toegestaan. Met tachtig andere priesters probeert hij de koning tegen te houden.